Plan B

"Als je een plan B maakt, geef je toe dat je niet gaat slagen," stelde Elizabeth Holmes, ooit de jongste vrouwelijke selfmade miljardair ter wereld, die binnenkort de gevangenis in moet voor fraude met haar bedrijf Theranos.

Achteraf gezien kun je om die uitspraak lachen, maar Holmes is niet de enige die back-upplannen als een zwaktebod ziet. Bij beleggen en investeren is een pot spaargeld of veilige obligaties in feite een plan B. Een betrouwbare buffer voor het geval de toekomst anders uitpakt dan gepland. Zo’n ingebouwde veiligheidsmarge wordt niet zelden gezien als een gebrek aan vertrouwen. Een onnodige ballast voor conservatievelingen die nalaten hun rendement te optimaliseren.

Maar de toekomst is onzeker en zonder veiligheidsmarge moet je misschien het veld al verlaten voordat je überhaupt de kans krijgt om te scoren. De huidige markt voor vastgoed ontwikkelingen is daar een pijnlijk voorbeeld van. De combinatie van hogere rentes en Hugo’s huurplafonds hebben de verkoopprijzen getorpedeerd, terwijl door oorlog en de naweeën van Covid de bouwkosten juist zijn geëxplodeerd. Een perfecte storm waarbij nieuwbouwprojecten en masse worden afgeblazen.

Ontwikkelaars die een veiligheidsmarge hebben ingebouwd, bijvoorbeeld door uitsluitend met eigen geld te ontwikkelen, kunnen geduldig wachten tot het tij keert en hun zwaarbevochten grondposities weer in de plus staan. Maar partijen die hun rendement hebben ‘geoptimaliseerd’ met externe financiering staan meteen onder zware druk. Rentebetalingen lopen door, ook als de ontwikkeling door marktomstandigheden wordt vertraagd en de inkomsten achterwege blijven. De andere kant van de optimalisatiemedaille wordt zo wellicht een faillissement.

Bij beleggen komt een volledig faillissement misschien minder vaak voor, maar zonder veiligheidsmarge kan je ook met een portefeuille beursgenoteerde aandelen in een liquiditeitskuil duikelen, die je dwingt op een moeilijk moment te verkopen. Of een beursdaling creëert zo’n gat in je vermogen, dat je je beleggerspijp aan Maarten geeft om je gemoedsrust te beschermen. Op het moment dat je je aandelen verkoopt stopt het rendement-op-rendement effect. En dat effect is essentieel om als belegger te slagen. Charlie Munger zei niet voor niets: ‘Regel 1 bij beleggen is dat je nooit onnodig je cumulatieve rendement onderbreekt. Regel 2? vergeet nooit regel 1!’ Ononderbroken gestapeld rendement in combinatie met tijd is het onderbelichte geheim van succesvolle beleggers.

Hoe belangrijke is daarbij de factor tijd? Als Warren Buffett, Munger’s zakenpartner, op een normale leeftijd met pensioen was gegaan hadden we misschien nooit van hem gehoord. 97 procent van zijn vermogen is namelijk opgebouwd na zijn 65steverjaardag. De verklaring? Het lange termijneffect van rendement-op-rendement. Natuurlijk, Buffett is een uitstekende belegger, maar die zijn niet uniek. Het geheim van Buffett, die als jonge tiener zijn eerste aandelen kocht, is dat hij al 80 jaar een uitstekende belegger is. De factor tijd heeft hem een van de rijkste mannen ter wereld gemaakt.

Als je eenmaal inziet hoe cruciaal tijd is voor de groei van je vermogen, stop je met de vraag: ‘Waar kan ik dit jaar het hoogste rendement halen?’, maar vraag je: ‘hoe richt ik mijn vermogen zo in dat ik over een hele lange periode een prima rendement behaal?’ Kortom, wat is een beleggingsstrategie waar je je in voor- en tegenspoed aan kunt houden? Want beleggingen die drie jaar lang een fantastisch rendement opleveren, maar door een tegenslag in jaar vier je vertrouwen doen wankelen, verliezen het van een strategie met een prima rendement, waar je je decennialang comfortabel bij voelt.

En wat is volgens Buffett het magische ingrediënt voor een beleggingsplan waar je je aan kunt houden? Inderdaad, een ‘margin of safety’. Daarom bestaat zo’n 20 procent van Berkshire Hathaway’s bezittingen al jaar en dag uit veilige staatsobligaties. Buffett’s buffer is zijn plan B.

We wensen je veel financiële rust,

Jolmer en Marius

Duurzaam Dilemma

Klimaatverandering is één van de grootste bedreigingen voor onze planeet, daar is inmiddels weinig twijfel over. Maar hoe pakken we dat probleem het beste aan? Heeft dat alleen zin op macroniveau, door regelgeving en een collectieve, liefst wereldwijd gecoördineerde aanpak? Of kunnen we op microniveau zelf ook wat betekenen? Is kort douchen en het bijstellen van je thermostaat überhaupt wel de moeite waard? En hoeveel helpt duurzaam beleggen?

Als je de marketingcampagnes van de grote beleggingsfondsen moet geloven slaat dat laatste een flinke deuk in de boter. Zo becijferde Robeco dat mensen met het duurzaam beleggen van hun pensioen, 27 keer meer CO2 besparen dan als ze veertig jaar lang elke dag hun douchebeurt tot slechts twee minuten zouden beperken. En belegger NN partners berichtte enthousiast dat haar groene obligatiefondsen alleen al in 2020 zo'n 560 duizend ton CO2 uit de lucht hebben gehouden.

Om die claims op waarde te schatten is het goed om even terug te gaan naar de basis van beleggen: stel je verkoopt – net als pensioenreus ABP - je aandelen Shell omdat je je portefeuille wilt vergroenen. De opbrengst steek je vervolgens in aandelen van windturbine gigant Vestas. Zo’n transactie leidt weliswaar tot de uitwisseling van aandelen tegen euro's tussen jou en de kopers respectievelijk verkopers van die aandelen, maar heeft geen enkel direct effect op de bankrekening van die bedrijven zelf. Het op deze manier ‘vergroenen’ van je portefeuille heeft - in tegenstelling tot de claims van menig groen beleggingsfonds - daarom ook geen enkel direct effect op het milieu. Er wordt bijvoorbeeld geen ton meer of minder CO2 uitgestoten als niet jij, maar een andere belegger die aandelen Shell bezit.

Maar, is dit niet te kortzichtig? Er kunnen toch ook indirecte effecten zijn? Als beleggers massaal hun aandelen Koninklijke Olie in de verkoop zetten, zal de beurskoers kelderen. Als duidelijk is dat die daling wordt veroorzaakt door veranderende duurzaamheidsvoorkeuren, zal de directie waarschijnlijk besluiten om meer aandacht aan groene energie te besteden. Bijvoorbeeld door een groter deel van de winst te investeren in offshore windparken, waarin Shell inmiddels de grootste speler is. Zo zou de verkoop van aandelen dus een positief indirect effect kunnen hebben.

Helaas leidt de ‘duurzame druk’ van het beleggingspubliek niet zelden tot management acties die juist negatief uitpakken voor het milieu. Zo verkochten Shell, Total en Eni in 2021 een omstreden Nigeriaans olieveld aan Trans-Niger Oil & Gas, een private partij die vervolgens de exploitatie op een significant meer vervuilende, want goedkopere manier voortzette. En die transactie staat niet op zichzelf: alleen al in 2021 hebben beursgenoteerde energiebedrijven zo’n 200 miljard dollar aan zwaar vervuilende activiteiten afgestoten aan private kopers, die buiten de schijnwerpers van de beurs kunnen opereren.

Het eerlijke antwoord op de vraag wat een duurzame portefeuille aan milieuwinst oplevert is daarom: dat weten we niet. Dat geldt overigens alleen voor portefeuilles van beursgenoteerde aandelen. Als je zelf, bijvoorbeeld via een Venture Capital fonds, nieuw geld in private ondernemingen investeert, kan dat wel een directe, soms zeer materiële, positieve impact hebben. Goed nieuws dus dat klimaat technologie inmiddels bovenaan de prioriteiten lijst staat in de wereld van durfkapitaal. Maar zulke investeringen brengen specifieke risico’s met zich mee en zijn daarom niet voor iedereen een verstandige optie.

Als dat ook voor jou geldt sta je dus voor een beleggingsdilemma: wil je echte impact of verstandig beleggen? Want de duurzaamheidsclaims van fondsmanagers die gespreid beleggen in beursgenoteerde effecten moeten we helaas voorlopig met een korrel zout nemen. Laten we voor onze planeet en portemonnee hopen dat beter onderzoek en kritische monitoring daar snel verandering in zullen brengen.

Sneeuwbal

Iedereen die ooit een sneeuwpop heeft gemaakt, kent intuïtief de gevolgen van exponentiële groei. Elke keer dat je een sneeuwbal rolt, komt er een laagje sneeuw bij. Hoe groter de bal, hoe meer sneeuw er blijft plakken.

Bij beleggen noem je dit het ‘winst op winst’ effect en dat werkt eigenlijk hetzelfde. Daarom is succesvol beleggen in theorie heel simpel: laat je portefeuille met rust, stort hooguit regelmatig bij en laat de beurs zijn cumulatief doorrollende werk doen. Toch krijgen maar weinig beleggers dat voor elkaar. Hoofdverdachte voor dit falen: ons lineaire brein dat - geëvolueerd om hooguit een periode van oogst tot oogst te overzien - de enorme impact van exponentiële groei maar moeilijk kan bevatten.

Hoe enorm? Stel, je hebt een portefeuille die elk jaar acht procent in waarde stijgt. Dat tikt hard aan. Want als je op je 50ste 10.000 euro belegt en 40 jaar lang gemiddeld acht procent op acht procent plakt, dan heb je op je 90ste 220.000 euro. Als je op je 20ste begint is dat bedrag 2,1 miljoen. En als je ouders al bij je geboorte 10.000 euro voor je beleggen, ben je op je 90ste verjaardag ruim tien miljoen rijker.

Maar omdat onze hersenen door millennia natuurlijke selectie zijn geoptimaliseerd om snel en intuïtief te reageren (op een rijpe vrucht, of een beer in het bos), raken we telkens weer bevangen door de korte termijn. Nog geen jaar geleden waren we gehypnotiseerd door cryptocurrencies en ‘tech-stock’ beloftes. Dit jaar zorgden oorlog en inflatie ervoor dat hele volksstammen beleggers het bijltje erbij neerlegden.

Natuurlijk, stilliggen is beter dan achteruitrollen, dus achteraf gezien had je dit jaar inderdaad beter je beursbijl kunnen begraven. Het probleem is echter dat je van tevoren niet weet wanneer je dat moet doen. Want tenzij je over unieke kennis beschikt, zijn al je zorgen door die miljoenen andere beleggers al in de koers verwerkt. Iedereen leest tenslotte over dezelfde beren in het nieuws.

De kans dat we tientallen jaren op de juiste momenten in- en uit de beurs stappen is daarom miniem, terwijl de kans dat we op die manier bergen rendement door de gootsteen spoelen navenant groot is. Want elke keer dat je de markt uitstapt om een beer te ontwijken, stokt de cumulatieve groeimachine. Je mist op dat moment namelijk jouw deel van de winst, waar je als medeaandeelhouder/eigenaar van al die mooie bedrijven recht op had gehad.

Anders gezegd: de enige variabele waar we als beleggers controle over hebben, is de tijd ‘in de markt’ en hoe langer en gedisciplineerder je belegt, hoe hoger je verwachte rendement. Stop dus met je constant zorgen maken over korte termijn schommelingen op de beurs. Vul je beleggingen op gezette tijden automatisch aan en laat zo de winst op winst machine een hele grote sneeuwbal voor je rollen.

Jolmer en Marius


P.S. We waren op 30 oktober te gast bij de Spaarpodcast. Een mooi initiatief van twee ondernemende jongens om persoonlijke financiën toegankelijk voor iedereen te maken. Ook gewoon te beluisteren op Spotify etc.

Bedrieglijke eenvoud

Ook uren in de rij gestaan op Schiphol deze zomer? Met stoom uit je oren je afgevraagd hoe moeilijk het kan zijn dit beter te organiseren? Schiphol wist op basis van verkochte tickets toch precies hoeveel mensen ze kon verwachten? Hoe kun je daar dan niet op anticiperen?

Of misschien heb je je met je handen in het haar afgevraagd waarom we zoveel gas van Rusland blijven kopen? Waarom zetten we de kraan in Groningen niet gewoon weer open? Dan betalen we de Groningers ter compensatie gewoon een deel van wat we nu aan Putin afdragen. Simpel toch?

Jeff Immelt, die als oud-CEO van General Electric ook regelmatig onder kritiek bedolven werd, gaf hier eens het volgende antwoord op: “Every job looks easy, when you’re not the one doing it”.

Beleggen lijkt vanaf de zijlijn ook simpel. Je moet kopen als de beurs in elkaar stort en weer verkopen als ongebreideld optimisme de koersen heeft oververhit. Maar als we met ons eigen geld aan de slag moeten blijkt ook dat niet zo eenvoudig te zijn. Hoe weet je bijvoorbeeld wanneer de beurs het kookpunt heeft bereikt? Sommige beleggers zagen jaren geleden de beurs al borrelen. Klaar om toe te slaan bij de onvermijdelijke implosie, staat hun kapitaal sindsdien op een spaarrekening te verpieteren.

Maar ook als er daadwerkelijk een crash komt is toeslaan nog niet zo makkelijk. We vergeten namelijk dat de markt niet zomaar instort. Dat gebeurt alleen als de wereld in brand staat door bijvoorbeeld een diepe financiële crisis, grote oorlog of gierende inflatie. Op zo’n moment instappen vergt stalen zenuwen die weinig beleggers blijken te bezitten. En je weet alleen achteraf of het een goed idee was. Een snel terugverende beurs is immers geen wetmatigheid.

Enige nederigheid is dus gepast. Als je je realiseert dat het zowel onvoorspelbaar is of een koopmoment aanstaande is én of je op het moment suprême er wel gebruik van durft te maken, kun je aan een alternatief beleggingsplan werken, dat niet afhankelijk is van het voorspellen van de beurs. Dat geeft niet alleen een betere kans van slagen, maar ook veel meer rust.

Het scheelt maar een half procent

“Nu móet ik wel meer gaan beleggen.” Het is een veelgehoorde reactie van mensen die te horen krijgen dat ze negatieve spaarrente moeten gaan betalen. Op het eerste gezicht begrijpelijk, want wie wil er gegarandeerd geld verliezen? Tegelijkertijd kun je je afvragen waarom we deze keer zo heftig reageren op een half procentje minder rente. De rente daalt al jaren en toen het tarief van bijvoorbeeld één naar een half procent werd verlaagd, was er veel minder ophef. Terwijl onze koopkracht - na aftrek van belasting en inflatie - ook bij dat percentage al gestaag afbrokkelde.

Bij de expliciete confrontatie met een zeker verlies schieten we in een oer-emotie die gedragswetenschappers ‘verliesaversie’ noemen. Deze kronkel in ons brein zet ons ertoe allerlei risico’s te nemen om onvermijdelijk lijkende verliezen te vermijden. Ook als de genomen risico’s tot aanzienlijk grotere schade kunnen leiden dan de te omzeilen tegenslag zelf. Vanuit dat perspectief is ‘Nu moet ik wel meer gaan beleggen’ misschien een logische, maar zeker niet altijd een verstandige reactie.

Want bij de inrichting van je vermogen is het niet zinvol je blind te staren op je bankrekening. De kunst is een passende balans te vinden tussen het risico en rendement van je hele vermogen. Cash kan daar een nuttige rol bij vervullen. Voldoende spaargeld is niet alleen een eenvoudige manier om zekerheid in te bouwen voor betalingen op korte termijn, het is ook een beproefde schokdemper voor schommelingen in de totale waarde van je vermogen. Daarnaast geeft het de mogelijkheid om onverhoopte tegenvallers op te vangen of juist op onvoorziene buitenkansen in te springen op het moment dat anderen aan de zijlijn moeten blijven staan.

Dat wil niet zeggen dat je nooit te veel cash kunt hebben. Sterker, er is een waslijst aan goede redenen te verzinnen om een groter deel van je vermogen te beleggen. Maar een half procentje minder rente op je spaarrekening staat daar niet tussen.

We wensen je veel financiële rust,

Jolmer en Marius


Het gaat niet om wat je hebt

Rajat Gupta, geboren in Calcutta, verloor voor zijn 18de beide ouders. Dankzij een studiebeurs wist hij zijn opleiding in India toch af te ronden. Hij haalde zelfs zulke goede cijfers dat hij werd toegelaten op Harvard. En Harvard bracht hem een baan bij McKinsey, waar hij twintig jaar later werd verkozen tot CEO. Een unicum in 1994, want Gupta werd daarmee de eerste Indiase opperbaas van een Amerikaanse multinational.

Toen hij 13 jaar later afscheid nam, bedroeg zijn privévermogen zo’n 100 miljoen dollar. Hij werd commissaris bij bedrijven als Procter & Gamble en Goldman Sachs en adviseur van de Bill en Melinda Gates foundation. Je zou denken dat Gupta daarmee meer had bereikt dan hij ooit had durven dromen, maar het stak hem dat in een netwerk vol miljardairs, zijn vermogen slechts middelmatig leek. Hij raakte geobsedeerd door geld. Zo geobsedeerd dat hij met voorkennis begon te handelen. Het resultaat? Twee jaar gevangenisstraf en onherstelbare schade aan zijn zorgvuldig opgebouwde reputatie.

Op het eerste gezicht zal het verhaal van Gupta vooral verbazing oproepen. Hoe kun je alles op het spel zetten als je al zoveel hebt bereikt? Maar velen van ons zullen ergens de obsessie met ‘meer’ wel herkennen. We hebben eigenlijk genoeg om comfortabel en tevreden te leven, maar raken opgewonden van verhalen over cryptorijkdom en afgeleid door snelle vastgoeddeals. Al ons spaargeld ‘moet’ aan het werk, liefst belegd in de nieuwe Adyen of ASML. Het maakt niet uit hoeveel we hebben, meer is altijd beter.

Maar hoe obsessiever we rijkdom najagen, hoe groter de kans dat ons geluksgevoel juist afneemt. Mensen blijken veel vaker geluk te ervaren als ze zich focussen op zingeving: een positief verschil maken in het leven van anderen of het delen van mooie ervaringen met vrienden en familie. Niet voor niets zei de Amerikaanse tv-ster Fred Rogers ooit: “Het gaat niet zozeer om wat je hebt in dit leven. Het gaat om wat we doen met wat we hebben.”

We wensen je veel financiële rust,


Marius en Jolmer

Gratis gerommel

Eind jaren ’90 lanceerde Amazon een nieuwe reclamecampagne: gratis verzending bij aankoop van minimaal twee boeken! Het werd een daverend succes. Overal ter wereld begonnen klanten gedwee meerdere boeken tegelijk te bestellen. Overal behalve in Frankrijk. Wat was hier aan de hand? Waren de Fransen te slim om voor deze goedkope truc te vallen?

De oorzaak bleek eenvoudiger. De Franse programmeurs hadden de verzendkosten weliswaar verlaagd tot slechts één Franc, maar niet helemaal gratis gemaakt. Je zou denken dat zo’n miniem verschil (van 15 eurocent) nauwelijks invloed zou hebben, maar het bleek de sleutel. Want toen verzending alsnog gratis werd, schoten ook de Franse bestellingen omhoog. Een mooi voorbeeld van hoe ons brein valt voor de verleiding van ‘GRATIS!’

Beleggingsplatforms maken inmiddels ook dankbaar gebruik van deze kronkel in onze hersens. Het ironisch genaamde ‘Robinhood’ bijvoorbeeld heeft miljoenen Amerikanen verleid om via haar platform ‘gratis’ te beleggen. Wat is het addertje? Dat Robinhood die wervelwind aan beleggingsorders doorverkoopt aan beurshandelaren. Die zijn bereid daar fors voor te betalen, omdat hun tegenpartij - de veelal jonge gebruikers van Robinhood – meer geeft om de snelheid dan de koers van hun transactie.

Je denkt misschien, dat kan toch niet legaal zijn? Geen gekke gedachte. Robinhood heeft in haar korte bestaan al tientallen miljoenen aan boetes betaald. Misschien dat Daniel Gallagher dat voortaan kan voorkomen. Als hoofd juridische zaken was deze man vorig jaar met zijn 30 miljoen dollar salaris Robinhood’s bestbetaalde medewerker, hoewel hij pas halverwege het jaar in dienst trad. Daarvoor was hij misschien nog te druk met zijn vorige baan: commissaris bij de Amerikaanse toezichthouder (SEC).

Zoals zo vaak is goedkoop dus duurkoop. Hoe duur? Alleen Robinhood is op de beurs al zo’n 40 miljard dollar waard en daar moet de waarde van al hun bevriende beurshandelaren nog bij opgeteld worden. Waarde die wordt gecreëerd ten koste van Robinhood gebruikers. Het oude adagium ‘opbrengsten voor de financiële industrie zijn kosten voor de belegger blijft tenslotte gewoon gelden. Hoezeer ze ook hun best doen om dat met gratis gerommel te verbergen.

We wensen je veel financiële rust,

Jolmer en Marius

Crypto en het inflatiespook

Help, het inflatiespook waart weer rond! De wederopstanding van deze monetaire volksvijand was abrupt. Koud zes maanden terug lag de economie nog in coma en trokken centrale banken en overheden alles uit de kast om de patiënt te reanimeren. Maar nu de Covid-teugels gevierd worden, spoelen opgepot geld en opgekropte consumptiedrang over de dorre akkers van onze economie, geholpen door biljoenen stimuleringsgeld.

Daarmee is voor sommigen de vraag wie het spook nieuw leven heeft ingeblazen meteen beantwoord: spilzieke politici die met hulp van gelddrukkende centrale bankiers de koopkracht van zuurverdiende centen op het spel zetten. Traditioneel greep deze groep naar goud als antidotum tegen geldontwaarding. De goudvoorraad kan tenslotte niet door onbetrouwbare overheden worden gemanipuleerd, is het idee.

Het moderne goud heet cryptovaluta, met hackers als mijnwerkers en energie slurpende servers als pikhouweel. Ook hier geldt als vermeend voordeel dat de cryptovoorraad niet door de staat kan worden beïnvloed. Maar net als goud bieden cryptovaluta’s twijfelachtige bescherming tegen koopkrachtverlies. In de jaren ’80 daalde de prijs van goud in vijf jaar bijvoorbeeld met bijna 70 procent, terwijl inflatie juist in dat decennium de koopkracht decimeerde. De koers van Bitcoin, primus inter pares onder crypto’s, kelderde in mei binnen twee weken meer dan 40 procent, waarmee het als waarde stabilisator meteen is gediskwalificeerd.

Wat beleggers wel kunnen doen om zichzelf te beschermen klinkt wellicht een tikkeltje ouderwets, maar heeft een prima staat van dienst: zet geld dat je de komende jaren nodig hebt op een spaarrekening. Als de inflatie aanhoudt zal ook de spaarrente weer stijgen. Voor de lange termijn bieden aandelen betere bescherming. Als mede-eigenaar heb je tenslotte recht op jouw deel van de winst. Bij aanwakkerende inflatie kan die winst aanvankelijk worden verstoord, maar omdat winsten en koersen zich uiteindelijk conformeren aan het nieuwe prijspeil, zijn trouwe aandeelhouders in het verleden ruimhartig voor dat initiële risico gecompenseerd. Zowel in tijden met, als zonder inflatiespook.

We wensen je veel financiële rust,

Jolmer en Marius