Duurzaam Doolhof

“Ambachtelijk gebakken bolletjes!” Je krijgt er spontaan trek van, maar wat betekent ambachtelijk in deze context eigenlijk? Feitelijk bijzonder weinig, want het is geen beschermde term. Misschien komen die bolletjes dus dampend uit de oven van je lokale bakker, maar ze kunnen net zo goed op een grauw industrieterrein van de lopende band zijn gerold.

Iets soortgelijks geldt voor ‘duurzame’ beleggingsfondsen. Omdat er geen eenduidige definitie van duurzaamheid bestaat, wordt die term zowel gebruikt door beheerders die milieu- en sociale problemen serieus willen aanpakken, als door fondsmanagers die het voornamelijk zien als een mooi marketinglabel om wat extra vermogen aan te trekken. Duurzaam beleggen is immers populairder dan ooit: volgens Morningstar was begin 2021 wereldwijd 2.000 miljard dollar in duurzame fondsen belegd, een ruime verviervoudiging in vier jaar.

Gelukkig schoot de EU beleggers begin dit jaar te hulp met een aantal spelregels waaraan duurzame beheerders moeten voldoen. Maar er blijft volop onduidelijkheid. Ten eerste is de term duurzaam een verzamelbak aan subthema’s: klimaatverandering, diversiteit, discriminatie, gedegen toezicht en gezondheid, om er maar een paar te noemen. Daarnaast is er een woud aan standaarden, elk met hun eigen nadruk en methodologie. Zo krijgt een bedrijf als Boeing van de ene duurzame beoordelaar een negen, terwijl de andere een drie uitdeelt.

Zijn duurzaamheidslabels dus nutteloos? Dat niet, maar het is lastig om in je eentje de weg door het duurzame doolhof te vinden. Een duurzaam label is hierbij een gids met beperkte waarde. Om financieel bij te dragen aan voor jou belangrijke thema’s kun je misschien beter een deel van je vermogen heel gericht inzetten. Bijvoorbeeld door te investeren in een impact fonds dat zich expliciet en transparant op een strak omschreven onderwerp concentreert.

De rest van je vermogen kun je dan als vanouds verstandig spreiden. Die goede, trouwe beurs blijft ook hier een prima bron van informatie. Bedrijven die lak hebben aan duurzaamheid lopen risico’s die door zowel duurzame als niet-duurzame beleggers worden afgestraft.

We wensen je veel financiële rust,

Jolmer en Marius

Sluimerende supercomputer

“Bij dageraad, als je moeite hebt met opstaan, zeg dan tegen jezelf: ik moet aan het werk”, schreef Marcus Aurelius, Romeinse keizer en aanhanger van het stoïcisme. Zeker in calvinistisch Nederland is die boodschap goed blijven hangen, maar gek genoeg is het soms juist productiever om nog een uurtje te blijven liggen.

Ons brein doet namelijk uitstekend werk als we het niet bij volle bewustzijn inzetten, schrijft neuropsycholoog Ayca Szapora in haar boek Veranderen Voor Luie Mensen. Ze vergelijkt ons onderbewustzijn met een supercomputer die met parallelle processoren zo’n 1,2 miljoen bits per seconde aan informatie kan verwerken. Dankzij die verwerkingskracht kan ons sluimerende brein een heel archief aan kennis en ervaring meewegen voor het een advies aan ons bewustzijn uitbrengt. Ideaal voor complexe beslissingen met veel variabelen, zoals: wil ik verhuizen en kan ik me dat veroorloven? Of: hoeveel moet ik opzij leggen voor later en hoe pak ik dat dan aan?

Vergelijk dat met ons ‘bewuste brein’ dat aanstaat als we ijsberend lopen te piekeren. In die modus kunnen we slechts 60 bits per seconde verwerken. Goed om enkelvoudige berekeningen te maken en eenduidige logica te doorgronden, maar voor beslissingen alleen bruikbaar bij relatief simpele kwesties.

Dat wil niet zeggen dat wakkere hersenen minderwaardig zijn. Juist een een-tweetje zorgt voor de beste resultaten. Je onderbewustzijn kan tenslotte alleen een zinnige analyse maken als je bewuste brein voor relevante, goed geanalyseerde en feitelijk juiste input heeft gezorgd. Anders krijg je het feitenvrije onderbuikgevoel waar je juist niet op kunt vertrouwen.

Als je een ingewikkelde beslissing moet nemen is het dus zaak eerst de tijd te nemen voor een bewuste en open zoektocht naar betrouwbare informatie. Vervolgens moet je even afstand nemen om je onderbewustzijn tijd te geven voor zijn ondoorgrondelijke maar krachtige analyses. Idealiter slaap je er letterlijk minimaal een nachtje over. En blijf ‘s ochtends dan gerust nog een uurtje liggen terwijl je sluimerende brein belangrijk werk verricht.

We wensen je veel financiële rust,

Jolmer en Marius

P.S. Deze column is geïnspireerd door de podcast 'Je geld en/of je leven' van Michiel van Vugt. De aflevering waarin hij Ayca Szapora interviewt kun je o.a. hier beluisteren.

Een kostbaar verhaal

Tot 2014 was Yuval Noah Harari een totaal onbekende wetenschapper gespecialiseerd in de geschiedenis van de middeleeuwen. Maar toen schreef hij Sapiens en Homo Deus, verkocht meer dan 27 miljoen boeken, en plotseling was hij wereldberoemd.

Wat is Harari’s geheim? Baanbrekende studies en briljante nieuwe inzichten? Nee, hij heeft niets nieuws ontdekt of zelfs maar onderzocht. Zoals hij zelf toegeeft: “Ik heb gewoon algemeen bekende informatie op een nieuwe manier gepresenteerd”. Harari is geen meester onderzoeker, maar een geweldige schrijver die mooie verhalen vertelt.

Dat klinkt misschien triviaal, maar is het allerminst. Want mensen worden niet aangetrokken of gemobiliseerd door feiten, maar door verhalen. Zo ook in beleggersland. Feit is dat onderzoek na onderzoek tot dezelfde conclusie komt: verstandig vermogen opbouwen doe je door geld dat je voorlopig niet nodig hebt te beleggen in een breed gespreide portefeuille van aandelen tegen lage kosten.

Maar dat is een heel saai verhaal. We horen veel liever hoe we slim kunnen inspelen op trends in robotica en kunstmatige intelligentie, schoon water en duurzame energie, goud en cryptovaluta. Fondsmanagers gaan graag in die verhalen mee en hebben een hele zwerm aan etf’s (verhandelbare fondsen) in de markt gezet die op dit soort populaire thema’s inspelen.

De kans op een kater is daarbij helaas aanzienlijk, want de kosten van dit type etf’s zijn in de regel vijf tot tien keer zo hoog als van een gewoon indexfonds en de nauwe, thema gedreven focus, verhoogt het risico. Ongelukke timing - de lancering van het fonds valt vaak samen met het hoogtepunt van het verhaal en de koers - doet de rest.

Het rendement van thematische etf's ligt in de vijf jaar na oprichting gemiddeld dan ook zo’n drie procent per jaar lager dan het beursgemiddelde. Voor beleggers dus misschien wel een mooi, maar meestal ook kostbaar verhaal.

We wensen je veel financiële rust,

Jolmer en Marius

Op de automatische piloot

“AEX doorbreekt voor het eerst in 20 jaar de 700 punten grens” kopten de kranten deze week. Inderdaad, de laatste keer dat de AEX boven de 700 stond was in september 2000. Het jaar waarin realityshow Big Brother miljoenen aan de buis kluisterde, Nederland (na het missen van vijf strafschappen) de halve finale van het EK voetbal in eigen land verloor en een nog ongebroken geloof in de kracht van het internet aandelenbeurzen over de hele wereld naar recordhoogtes stuwde. Het lijkt zo lang geleden.

Wie toen had voorspeld dat er twee decennia voorbij zouden gaan voordat de AEX weer hetzelfde niveau zou bereiken, zou voor gek zijn verklaard. Hoe heeft het in hemelsnaam zo lang kunnen duren?

De ene expert wijst op de niet aflatende crises sinds 2000: van 9/11 en de huizenbubbel tot de eurocrisis en deze pandemie. De ander op ondermaats renderende banken die zwaar mee hebben gewogen in de prestaties van de AEX. Wat de reden ook is, het beeld dat bij veel mensen achterblijft is hetzelfde: beleggen heeft geen zin, want de rollercoaster van de afgelopen 20 jaar heeft je helemaal niks opgeleverd.

Wat hardnekkig vergeten wordt, is dat de AEX een volstrekt misleidend beeld geeft van het rendement dat beleggers daadwerkelijk hebben genoten. De AEX kijkt namelijk alleen naar aandelenkoersen en houdt geen rekening met de dividenden die beleggers jaarlijks opstrijken.

Wat ook zelden aan bod komt is dat een gedisciplineerde belegger juist van beursdips profiteert. Elke keer dat de beurs daalt koop je namelijk aandelen bij tegen een lagere koers. Je krijgt met andere woorden, meer bedrijf per euro die je investeert. En voor de lange termijn belegger is dat gunstig.

Om het concreet te maken: stel je had vanaf het vorige AEX-record, 248 maanden geleden dus, elke maand duizend euro in een mandje Nederlandse aandelen belegd. Afgaand op de krantenkoppen - 20 jaar zonder nieuw record! - zou je kunnen denken dat die aandelen nu ongeveer 248 duizend euro waard zijn (248 maal je inleg van duizend euro bij een beurs die op exact hetzelfde niveau staat als bij het begin).

De realiteit is volkomen anders. Want als je, ongeacht de stand van de AEX, gedisciplineerd elke maand had bijgekocht en je dividenden automatisch had herbelegd, zou je nu de trotse bezitter zijn van 800 duizend euro aan Nederlandse aandelen. Kortom, zelfs als je op het allerslechtste moment van de afgelopen twee decennia was begonnen met beleggen, was je inleg meer dan drie keer over de kop gegaan.

Dus voor iedereen die nog even te gaan heeft: vergeet het timen van de beurs. Beleg via een incasso maandelijks een vast bedrag, dan kan je alle krantenkoppen over bubbels en dips links laten liggen en je op de automatische (beleggings)piloot naar je financiële bestemming laten brengen.

We wensen je veel financiële rust,

Jolmer en Marius

Gamestop, maar geen game over

Gamestop, het beleggingsverhaal van dit jaar, lijkt op het eerste gezicht een klassiek geval van David versus Goliath. In deze 21ste-eeuwse versie van het verhaal velden de kwajongens van WallStreetBets hedgefonds-gigant Melvin Capital met een welgemikt schot van de katapult. De kwajongens werden op slag miljonair, terwijl Melvin drie miljard bij elkaar moest bedelen om niet kopje onder te gaan. De saga trok mondiaal de aandacht als perfect voorbeeld van democratiserende kracht van sociale media, waarmee gewone jongens de elite kunnen verslaan.

Wat in deze verhaallijn ondergesneeuwd raakt, is hoe opmerkelijk het is dat er überhaupt nog hedgefondsen zijn om op de korrel te nemen. Dit is namelijk zeker niet de eerste keer dat een hedgefonds belabberde resultaten haalt. Sterker, de wereldwijde hedgefonds index van Hedge Fund Research verliest het al 18 jaar op een rij van de meest simpele indexportefeuille van 50% aandelen en 50% obligaties. Om dit even in perspectief te zetten: de kans om 18 keer achter elkaar munt te gooien is 1 op een kwart miljoen!

En ze verloren niet op het nippertje, nee, de hedgefondsen verloren met gemiddeld vier procent PER JAAR! Met andere woorden: als de sjieke hedgefondsklanten hun vermogen eind 2001 niet aan de Goliaths van de industrie hadden toevertrouwd, maar met de index-Davids hadden meebelegd, hadden ze zes keer zoveel verdient.

Hoe kan het dat een sector met zo'n abominabele staat van dienst nog steeds bestaat? Omdat de drijfveer van de hedgefondsbelegger uiteindelijk dezelfde is als die van de WallstreetBets kwajongens. Beiden dromen van de grote klapper. En hoe onmetelijk klein de kans op succes ook is, een enkel succesverhaal houdt de droom weer jaren in stand. Zoals wel vaker winnen hoop en hebberigheid het van statistiek.

De lachende derde zijn de hedgefondsmanagers, want dankzij hun beloningsstructuur gebaseerd op het principe: “kop ik win, munt u verliest”, is statistiek voor hen niet erg relevant. Gamestop is voor deze elite dan ook zeker geen game over.

We wensen je veel financiële rust,

Jolmer en Marius

Hete handen

Steph Curry, de beste 3-point shooter in de geschiedenis van Amerikaanse basketbalcompetitie, was begin dit jaar weer eens op dreef. Bal na bal vloog met een mooie boog en een zachte swoosh door het netje. Het was duidelijk: Curry had hot hands. Dus bleven zijn teamgenoten hem de bal geven en schreeuwden de commentatoren: “Steph is on fire!” Het resultaat? Winst voor zijn team en 62 punten voor Curry. Zijn hoogste score ooit.

In beleggingsland is Cathie Wood op dit moment de manager met de hot hands. Vorig jaar haalde ze met haar Innovation Fund meer dan 150 procent rendement! Geen wonder dat beleggers nu in ongekende getalen hun geld aan haar toevertrouwen. “Cathie is on fire!”

Er is echter één probleem: hot hands bestaan niet. Niet bij basketbal. En niet bij fondsmanagers. Basketballiefhebber en Nobelprijswinnaar Amos Tversky bestudeerde de data die de Amerikaanse basketbal league tot in het miniemste detail bijhoudt. De conclusie van zijn onderzoek was een koude douche voor de hot hands-adepten. Een succesvol schot bleek de kans zelfs te verkleinen dat de volgende poging zou slagen. Het omgekeerde van het hot hands effect dus.

Natuurlijk kwam Tversky wel reeksen van aaneengesloten swooshes tegen en bij goede spelers uiteraard vaker dan bij hun minder begaafde teamgenoten. Maar bij beiden niet vaker dan je statistisch zou verwachten. Curry treft bijvoorbeeld gemiddeld met zo’n 50 procent van zijn schoten de basket. Dan is het logisch dat hij soms vier, vijf of zes keer achter elkaar scoort. Mensen zien dan een patroon. Steph is on fire. Maar het is een willekeurige reeks, die op basis van simpele ‘kop of munt statistiek’ te verwachten is. Een aantal rake schoten is dus geen reden om je tactiek aan te passen, maar Steph's teamgenoten, in de ban van de 'hot hand', geven hem op dat moment toch vaker de bal.

Hetzelfde gebeurt bij beleggen. Na een reeks vette jaren krijgen gevierde fondsmanagers als Cathie Wood niet alleen magische inzichten toegedicht, ze worden ook bedolven met geld van nieuwe beleggers die willekeur aanzien voor wijsheid. Maar omdat hot hands ook bij fondsmanagers niet bestaan, lopen die gelukszoekers een groot risico om bedrogen uit te komen en louter de rit naar beneden mee te maken.

We wensen je veel financiële rust,

Jolmer en Marius

De goede nieuwe tijd

In een jaar waarin het nieuws werd overheerst door pandemie en polarisatie zou je bijna gaan denken dat de wereld langzaam vergaat en dat vroeger alles beter was. Maar zoals de columnist Franklin P. Jones ooit opmerkte: “De goede oude tijd is vooral te danken aan een slecht geheugen.”
 
Als je zoiets opschrijft, voel je meteen de drang om je te verontschuldigen. Om uit te leggen dat als je erop wijst dat veel dingen nu beter gaan dan vroeger, dat niet betekent dat je geen oog hebt voor individueel leed, de onnoemelijke wreedheden die mensen dagelijks over de hele wereld worden aangedaan, of de immens grote uitdagingen van klimaatverandering die ons boven het hoofd hangen. Ook voel je op het moment dat je een optimistisch stukje wilt schrijven de angst dat je wordt afgeschilderd als naïef en onwetend, zeker als de toekomst minder rooskleurig uitpakt dan jij suggereert.
 
Het is ook veel makkelijker om over negatieve gebeurtenissen te schrijven, omdat ze nou eenmaal veel meer opvallen. Catastrofes en calamiteiten, ongelukken en ontberingen. Ze zijn vaak groots en spectaculair. Vooruitgang verloopt daarentegen meestal traag en onopgemerkt. Via incrementele stappen, die individueel te klein zijn om in het oog te springen en alleen via het ‘groei op groei’ effect na decennia opstapelen tot een opzienbarend resultaat. Dat is al het geval sinds mensenheugenis. De opbrengst van de akkerbouw verbeterde door de incrementele kennis en ervaring van onze voorvaderen zo langzaam dat het verschil pas na generaties in de maag werd gevoeld, terwijl een enkele, oogstvernielende storm tot acute hongersnood kon leiden. Evolutionair gezien zijn we daarom als nieuws consument ook meer geïnteresseerd in aanstormend onheil dan in geleidelijk succes.
 
Het is kortom veiliger en makkelijker om een pessimistische schrijver te zijn, zeker in een jaar waarin we een stormvloed aan slecht nieuws voor de kiezen kregen. Aan de andere kant hadden we dit jaar ook de tijd om juist voorbij het nieuws te kijken. Om na te denken en te lezen over niet alledaagse zaken en op die manier de kans te vergroten op een positief perspectief. Zo stuitten wij tijdens de eerste lockdown toevallig op tegen een aantal artikelen over de tweede wet van de thermodynamica. Voor degenen bij wie, net als bij ons, de natuurkunde lessen van de middelbare school wat zijn weggezakt: deze tweede wet stelt dat binnen een systeem de entropie (in praktische zin meestal vertaald als ‘wanorde’ of ‘chaos’) altijd zal toenemen.
 
Dat komt omdat de kans op wanorde veel groter is dan de kans op orde. Als je bijvoorbeeld een puzzel hebt gemaakt die je voorzichtig in doos legt en dan flink schudt, is de kans vrijwel 100 procent dat de puzzel in stukjes uit elkaar valt. Maar als je die losse puzzelstukjes nog eens door elkaar schudt, is de kans vrijwel nihil dat er ooit weer een hele puzzel uit tevoorschijn komt. Een puzzel maken kost aandacht en energie, maar hem in de war gooien is een fluitje van een cent. (Zo kost het opruimen van je keuken ook tijd en energie, maar laat je kinderen er een taart in bakken en het is zonder enige moeite meteen weer een bende. In plaats van boos te worden kun je op zo’n moment dus beter enthousiast roepen: “Kijk jongens, entropie!”)
 
Waarom is die tweede wet nou interessant als je het hebt over de media-aandacht voor tegenslagen ten opzichte van vooruitgang? Omdat deze wet aantoont dat verbetering en progressie veel uitzonderlijker zijn dan wanorde en chaos. Chaos, met andere woorden negentig procent van het nieuws waar we dagelijks op getrakteerd worden, is tenslotte een resultaat waar je geen enkele moeite voor hoeft te doen. Orde daarentegen vergt intelligentie en toewijding en is daarmee juist veel interessanter om te analyseren.
 
Dit inzicht was voor ons aanleiding om op onderzoek te gaan naar dingen die goed gaan in de wereld. Ontwikkelingen waar we met zijn allen juist blij van kunnen worden en misschien zelfs trots op kunnen zijn. Tijdens die zoektocht kwamen we al snel terecht bij “Verlichting nu”, het meest recente boek Steven Pinker, dat we je van harte aanbevelen.
 
We waren al enthousiast toen we lazen dat Bill Gates dit boek “My new favorite book of alltime” noemde, maar we waren helemaal om toen we erachter kwamen dat ook Pinker fan is van de tweede wet van de thermodynamica (dat kan geen toeval zijn!). In de inleiding schrijft hij bijvoorbeeld: “In een wereld die wordt geregeerd door entropie, behoeven zaken als armoede eigenlijk geen uitleg. Het is de standaardtoestand van de mensheid. Materie vormt zich tenslotte niet vanzelf tot onderdak of kleding, en levende wezens doen er alles aan om te voorkomen dat we ze als voedsel gebruiken. Adam Smith wees er niet voor niets al op dat niet armoede, maar rijkdom hetgene is wat verklaard moet worden.”
 
In dit boek, dat Pinker de ondertitel “Een pleidooi voor rede, wetenschap, humanisme en vooruitgang” heeft gegeven, beschrijft hij de vooruitgang die door de jaren is bereikt op allerlei verschillende gebieden: van veiligheid en vrede, tot gezondheid en geluk. Van welvaart en ongelijkheid tot klimaat en democratie. Pinker bedelft je met feiten en grafieken en schrijft meeslepend en ja, optimistisch, maar zonder moeilijke vragen uit de weg te gaan.
 
Dat betekent niet dat het een makkelijk boek is om te lezen, en niet iedereen zal in alle onderwerpen en intellectuele zijsprongen geïnteresseerd zijn. Maar als je je wilt verdiepen in bepaalde thema’s, ze in historisch perspectief wilt plaatsen of je afvraagt of het inderdaad zo slecht gaat als de nieuwsberichten doen vermoeden, dan raden we je van harte aan om het relevante hoofdstuk eens te bestuderen.
 
Een voorbeeld: voor iedereen die zich afvraagt of we ooit weer in een wereld zullen leven zonder de constante dreiging van een nieuwe (gemuteerde) Corona uitbraak of andere pandemie, is het interessant om te lezen over ziekten die we in het verleden de baas zijn geworden. Neem de pokken. Als je die ziekte op Wikipedia opzoekt dan begint de beschrijving als volgt: “Pokken of (variola) was een uiterst besmettelijke en levensbedreigende virusziekte die de mensheid millennia heeft geteisterd.”
 
Pinker schrijft in het hoofdstuk over gezondheid over die specifieke zin op Wikipedia het volgende: “Inderdaad, ‘pokken wás’. De ziekte die is vernoemd naar de pijnlijke blaasjes die de huid, mond en ogen van het slachtoffer bedekten en die in de twintigste eeuw meer dan driehonderd miljoen mensen het leven heeft gekost, bestaat niet meer. (De laatste diagnose werd in 1977 in Somalië gesteld.) Voor deze verbluffende morele overwinning zijn we onder andere dank verschuldigd aan Edward Jenner, die in 1796 het pokkenvaccin ontdekte, de Wereldgezondheidsorganisatie, die in 1959 het ambitieuze doel stelde de ziekte uit te roeien, en William Foege, die ontdekte dat het vaccineren van kleine maar strategisch gekozen delen van de kwetsbare bevolkingsgroepen voldoende was om de ziekte effectief te bestrijden.”
 
Pinker steekt in het boek onbeschaamd de loftrompet op over de vele bijzondere, maar vaak vergeten wetenschappers als deze Jenner en Foege en de vooruitgang die ze hebben teweeggebracht. Zo schrijft hij bijvoorbeeld ook over Carl Bosch, die in 1909 “een proces vervolmaakte dat was uitgevonden door Fritz Haber en waarbij door middel van methaan en stoom stikstof uit de lucht werd gehaald en op industriële schaal werd omgezet in meststof. Het proces verving de reusachtige hoeveelheden vogelpoep die tot dan toe nodig waren om stikstof terug te brengen naar uitgeputte grond. Deze twee scheikundigen staan met 2,7 miljard geredde levens boven aan de lijst van wetenschappers uit de twintigste eeuw die de meeste levens ooit hebben gered.”
 

Economen gebruiken vaak een ietwat simplistische manier om de vooruitgang te meten, namelijk door te kijken naar de ontwikkeling van het wereldwijde inkomen dat we met zijn allen genereren. Als we 2020 afsluiten met economische krimp – en er moet een wonder gebeuren wil dat niet het geval zijn - wordt dit slechts het tweede jaar sinds de Tweede Wereldoorlog waarin we wereldwijd minder verdienden dan het jaar ervoor. Het enige andere jaar in de afgelopen zeven decennia (!) waarin dat gebeurde was 2009.
 
Er is uiteraard veel aan te merken op deze nogal rudimentaire en puur financieel gedreven meetlat van vooruitgang. Door alleen naar het totale inkomen te kijken maskeer je de onderliggende ongelijkheid. En toenemende welvaart betekent niet automatisch toenemend welzijn. (Ook deze onderwerpen heeft Pinker uitgebreid onderzocht en de uitkomst zou je best eens kunnen verbazen.) En uiteraard moeten we niet vergeten dat obsessieve focus op groei van inkomen ook schaduwkanten heeft. Dat brengt ons bij het onderwerp dat bij veel mensen tot de meeste negatieve of zelfs hopeloze gevoelens leidt: klimaatverandering. Pinker windt er geen doekjes om. Hij schrijft: “De mens is nooit eerder met zo’n gigantisch probleem geconfronteerd.”
 
Het boek biedt vanzelfsprekend geen panklare oplossingen en geeft geen simpele garanties dat we dit probleem zullen oplossen. Om een gevoel van proportionaliteit te houden is het wel interessant om ook hier eerst naar de historische context te kijken. In het verleden waren er ook serieuze milieuproblemen die jarenlang het nieuws domineerden, zoals bijvoorbeeld zure regen en het gat in de ozonlaag. Het feit dat die problemen door innovatie vrijwel volledig zijn opgelost geeft wat hoop en maakt het interessant om na te denken over mogelijke ontwikkelingen die ons zouden kunnen helpen om het huidige, veel omvangrijkere klimaatprobleem te overwinnen.
 
Pinker beschrijft een hele reeks van mogelijke technologieën die ons daarbij zouden kunnen helpen. Bovenaan zijn lijst staat kernenergie: “Kernenergie [...] heeft de ultieme energiedichtheid, want in een kernreactie van een hele kleine hoeveelheid massa komt een immense hoeveelheid energie vrij (E = mc2 – de energie die vrijkomt is evenredig met het kwadraat van de lichtsnelheid). Het winnen van kernenergie uit uranium is veel minder schadelijk voor het milieu dan het winnen van energie uit steenkool, olie of gas, en de kerncentrales zelf nemen ongeveer een vijfhonderdste van de hoeveelheid grond in beslag die nodig is voor wind- of zonne-energie. Kernenergie is vierentwintig uur per dag beschikbaar en kan worden aangesloten op energienetwerken die geconcentreerde energie leveren waar die maar nodig is. Kernenergie heeft een lagere koolstofvoetafdruk dan zonne- energie, waterenergie en biomassa en is bovendien veiliger.”
 
Hij beschrijft vervolgens waarom de nieuwste technologieën ervoor zorgen dat kernenergie vele malen veiliger is dan het gebruik van conventionele energiebronnen en dat we zelfs het probleem van kernafval vrijwel geheel kunnen mitigeren en sluit het onderwerp als volgt af: “De voordelen van geavanceerde kernenergie zijn niet te tellen. Bij de meeste pogingen om klimaatverandering tegen gaan wordt opgeroepen tot politieke ingrepen (zoals CO2- heffing) die controversieel blijven en moeilijk wereldwijd te implementeren zullen zijn, zelfs bij de meest rooskleurige scenario’s. Een energiebron die goedkoper, compacter en schoner is dan fossiele brandstoffen zou zichzelf verkopen zonder dat er enorme politieke wilskracht of internationale samenwerking voor nodig zou zijn. [...]Het team dat de wereld schone energie in overvloed bezorgt zal de mensheid meer ten goede komen dan alle heiligen, helden, profeten, martelaren en laureaten uit de hele geschiedenis bij elkaar.”
 
Zo zouden we nog pagina’s vol kunnen schrijven over alle mogelijke vormen van wetenschappelijke vooruitgang die Pinker beschrijft en de niet te verwaarlozen uitdagingen waar we nog voor staan om die vooruitgang verder uit te bouwen. Maar we hebben tegen onze gewoonte in hier al een te lang verhaal van gemaakt. Als je interesse is gewekt, zijn de komende dagen misschien een mooie gelegenheid om zelf verder te lezen.
 
Wat we wel nog graag met iedereen willen delen is het einde van het boek. Dit slotbetoog van Pinker is misschien naïef, misschien (te) optimistisch en het schopt de pessimisten onder ons misschien tegen het zere been. Maar hoop en optimisme, zeker als het onderbouwd is door een overvloed aan feiten en wetenschappelijk inzicht, leek ons een mooie manier om 2021 in te luiden:
 
Het verhaal over menselijke vooruitgang is [..] heroïsch. Het is glorieus en prachtig. Ik durf zelfs te zeggen dat het spiritueel is. Het gaat ongeveer zo:
 
We zijn geboren in een meedogenloos universum, waar de kans op orde die leven mogelijk maakt heel klein is en waar we voortdurend gevaar lopen naar de haaien te gaan. We zijn gemaakt van ‘krom hout’, kwetsbaar voor illusies [ook op beleggingsgebied ;-)], egoïsme en soms verbijsterende stompzinnigheid. Maar de menselijke natuur is ook gezegend met hulpmiddelen die ruimte creëren voor een soort verlossing. We zijn begiftigd met het vermogen om ideeën recursief te combineren, om na te denken over onze gedachten. We hebben taalinstinct, dat ons in staat stelt de vruchten van onze ervaring en ons vernuft te delen. We worden als het ware verdiept door ons vermogen tot mededogen – tot medelijden, inleving, compassie, begaanheid.
 
Deze gaven hebben manieren gevonden om hun eigen macht te vergroten. Het bereik van taal is toegenomen door het geschreven, gedrukte en elektronische woord. Onze cirkel van mededogen is uitgebreid door de geschiedenis, de journalistiek en de verhalende kunst. En onze nietige rationele vermogens zijn vermenigvuldigd door de normen en instituties van de rede: intellectuele nieuwsgierigheid, open debat, een sceptische houding jegens autoriteit en dogma’s, en de bewijslast om ideeën te verifiëren door ze te toetsen aan de realiteit.
 
Naarmate de spiraal van recursieve verbetering meer vaart krijgt, behalen we de ene overwinning na de andere op de krachten die ons aanvallen, niet in het minst de donkere kanten van onze natuur. We begrijpen steeds meer van de mysteries van de kosmos, inclusief leven en geest. We leven langer, lijden minder, leren meer, worden slimmer en genieten van kleine genoegens en rijke ervaringen. Er worden minder mensen vermoord, belaagd, tot slaaf gemaakt, onderdrukt of door anderen uitgebuit. Vanuit een paar oases breiden de gebieden waar vrede en voorspoed heersen zich uit, en op een dag bestrijken ze misschien wel de hele aarde. Er blijft veel lijden bestaan, evenals enorme gevaren. Maar er worden ideeën geopperd om ze te verminderen, en een oneindig aantal andere ideeën moet nog bedacht worden.
 
De wereld zal nooit volmaakt zijn, en het zou gevaarlijk zijn naar zo’n wereld te streven. Er zijn echter geen grenzen aan de verbeteringen die we kunnen realiseren als we kennis blijven toepassen om het menselijk gedijen te vergroten.
 
Dit heroïsche verhaal is niet slechts een van de vele mythes. Mythes zijn fictie, en dit verhaal is waar – waar voor zover wij weten met onze beste kennis, die de enige waarheid is die we hebben. We geloven het omdat we daar rédenen voor hebben. Naarmate we meer te weten komen, kunnen we aantonen welke delen van het verhaal waar zijn en welke niet – wat voor elk van die verhalen kan gelden, en wat ze allemaal kunnen worden. En het verhaal behoort niet toe aan één stam maar aan de gehele mensheid – aan elk schepsel met een bewustzijn en met het vermogen om te denken en de hardnekkige drang om te blijven bestaan. Je hebt er namelijk alleen maar de overtuiging voor nodig dat leven beter is dan dood, gezondheid beter dan ziekte, overvloed beter dan gebrek, vrijheid beter dan dwang, geluk beter dan lijden, en kennis beter dan bijgeloof en onwetendheid.”
 
We wensen je een gezond en gelukkig 2021 met een overvloed aan niet noemenswaardige vooruitgang en zo min mogelijk ‘nieuws’!
 
Marius en Jolmer

Altijd wind mee

In een bizar beleggingsjaar springt één ding er bovenuit: de techsector, aangevoerd door het super vijftal Facebook, Apple, Amazon, Microsoft en Google (FAAMG), lijkt vrijgesteld van tegenwind.

De afgelopen jaren lieten techbedrijven het peloton al mijlenver achter zich. Toen de markt begin dit jaar instortte, vergrootte team tech haar koppositie. En wie leidde de stormachtige demarrage die daarop volgde? Je raadt het al.

Is er een groep elite renners ontstaan die zonder hobbels naar de finish sprint? Zijn er tegen alle beurswetmatigheden in nu aandelen beschikbaar met een superieur rendement én een verwaarloosbaar risico?

Tesla, een bedrijf dat hard op de FAAMG deur bonkt, is een goede kandidaat om die hypothese te testen. De koers van het geesteskind van Elon Musk explodeerde dit jaar met 650 procent. Met een beurswaarde die de afgelopen week de 600 miljard oversteeg, was Tesla meer waard dan alle andere autofabrikanten bij elkaar. Terwijl haar bijdrage aan de mondiale autoverkopen nog geen één procent bedraagt. Natuurlijk, Tesla is ontegenzeggelijk op vrijwel alle vlakken innovatiever geweest dan haar ouderwetse concurrenten, maar die zijn bij elkaar nog steeds goed voor 98% van alle R&D uitgaven in de autosector.

Is Tesla’s beurswaarde een kwestie van gezond verstand of een speculatieve bubbel? De tijd zal het leren, maar onder één wetmatigheid komt zelfs Tesla niet uit: aandeelhouder is een ander woord voor eigenaar en het rendement op Tesla aandelen is daarom, net als bij ieder ander bedrijf, uiteindelijk afhankelijk van de winst die door het bedrijf zelf wordt gegenereerd. Met een koers van 650 dollar per aandeel nemen beleggers daar een flink voorschot op. Want zelfs als je genoegen zou nemen met vijf procent winstgevendheid, zou Tesla daar zo’n 30 miljard dollar per jaar voor moeten verdienen, waarmee het tot de allerwinstgevendste bedrijven in de geschiedenis zou behoren.

Kan deze techlieveling die verwachting waarmaken? Zelfs rasoptimist Musk, na Jeff Bezos op dit moment de rijkste man ter wereld, heeft er een hard hoofd in. ‘Tesla stock price is too high in my opinion’, twitterde hij begin mei, terwijl het prijskaartje op dat moment slechts een fractie was van de huidige waarde.

Misschien slaat het weer ook voor de snelste klimmers een keertje om.

We wensen je veel financiële rust,

Jolmer en Marius