Fundamentele waarde

Het zijn onzekere tijden. In een oogwenk veranderde het sentiment van ‘het zal allemaal wel overwaaien’ naar het besef dat het ernst is. Nonchalance sloeg om in zorgen. Zorgen over de gezondheid van dierbaren. Zorgen over de financiële gevolgen voor ondernemers om ons heen. En zorgen over het onvermijdelijk lijkende leed in landen met minder ontwikkelde zorgsystemen en beperkte financiële buffers. In dat licht lijkt het haast onbetamelijk om over beleggen te denken en te schrijven. Maar onbelangrijk is het niet, want ook daar zijn er zorgen.
 
Er worden maatregelen genomen van ongekende proporties, met buitengewone gevolgen voor de wereldeconomie. En toch houden wij juist nu de bekende woorden van John Templeton in het achterhoofd, die in 1933 schreef: the four most expensive words in the English language are ’this time is different. Templeton maakte als kind de eerste wereldoorlog en de Spaanse griep mee en kocht zijn eerste aandelen tijdens de depressie van 1929-1930. Toen de tweede wereldoorlog begon, belegde hij onmiddellijk in elk aandeel waarvan de koers tot onder een dollar was gezakt, wat hem uiteindelijk tot een van de rijkste mensen van Engeland maakte. Hij had kortom, wel enig recht van spreken.
 
Maar toch, delen van de economie liggen op dit moment vrijwel stil en als de huidige maatregelen nog lang duren, zou de wereldeconomie wel eens met tien procent of meer kunnen krimpen. Dat is een veel heftigere daling dan tijdens de financiële crisis van 2008. Dus is het logisch dat de beurskoersen zijn gezakt en ligt het voor de hand dat ze nog verder zullen dalen. Toch?
 
De fundamentele waarde van een aandeel

Om die vraag te kunnen beantwoorden is het goed om eerst de waarderingstechniek in te duiken. Die schrijft voor dat de waarde van een investering wordt bepaald door de contante waarde van de toekomstige kasstromen die ze zal opleveren.[1] Vertaling naar onze casus: de waarde van een aandeel wordt bepaald door het uit te keren dividend. Om een schatting daarvan te maken begint men meestal met het huidige dividendrendement (dat bekend is) en wordt er vervolgens een prognose gemaakt van de groei van dat het dividend in de toekomst.[2]

Als voorbeeld: stel dat het dividendrendement op een portefeuille 3,5 procent bedraagt en naar verwachting ook met 3,5 procent per jaar zal groeien[3]. Dan kun je op basis van die aannames uitrekenen hoeveel het dividend van elk jaar in de toekomst bijdraagt aan de huidige prijs. De uitkomst van die berekening staat in het onderstaande plaatje: 

Screenshot 2020-03-21 at 14.19.06.png

Uit de grafiek is duidelijk op te maken dat een aanzienlijk deel van de huidige waarde wordt bepaald door dividenden die ver in de toekomst liggen. Bijna vijftig procent van de waarde wordt bijvoorbeeld bepaald door kasstromen die pas na jaar 25 worden verwacht.

Omgekeerd is de invloed van nabijgelegen jaren misschien minder dan je intuïtief zou aannemen. Moeilijk te zien op de grafiek, maar het eerste jaar is bepalend voor slechts drie procent van de waarde van een aandeel. Anders gezegd, als je het eerste jaar helemaal geen dividend zou ontvangen, dan zou je verwachten dat de waarde van je portefeuille daalt met drie procent. Bij vijf jaar geen dividend is de verwachte daling 13 procent en als je een heel decennium geen dividend zou ontvangen, daalt de fundamentele waarde met (slechts) 25 procent.[4]

En deze percentages gaan uit van zeer extreme omstandigheden. Ze laten namelijk zien wat de impact zou zijn als een dividend in bepaalde jaren helemaal niet betaald zou worden. Bij goed gespreide portefeuilles komt dat echter eigenlijk niet voor. Het dividend op de S&P500 is bijvoorbeeld in een jaar nog nooit meer dan 40 procent gezakt (zie de S&P500 grafieken onder de kop ‘De geschiedenis’ verderop).
 
Stel de huidige crisis heeft zo’n impact op de economie dat het dividend de komende vijf jaar de helft is van wat we in januari hadden voorzien en dat we pas daarna weer terug zijn op dezelfde trendlijn. Wat voor gevolgen heeft dat op de fundamentele waarde van aandelen? Het antwoord op basis van dit model: een daling van 7,5 procent.
 
Stel het duurt 10 jaar voordat de wereld weer is hersteld, dan zou je volgens ons model een prijsdaling van veertien procent mogen verwachten. Als je nagaat dat de beurzen wereldwijd sinds januari met meer dan 30 procent zijn gedaald, dan betekent dat ofwel dat aandelen nu aantrekkelijker zijn geprijsd, ofwel dat de gevolgen nog veel langer dan vijf of zelfs tien jaar zullen worden gevoeld.
 
De geschiedenis
Om te kijken wat voor hersteltijd realistisch is en of we, zoals we doen in het model, mogen verwachten dat we weer terugkomen bij de historische trend, kunnen we kijken naar wat er in het verleden, na grote rampen, met de economie is gebeurd.
 
Ben Inker, hoofd van het asset allocatie team van beleggingsfonds GMO, schreef daar in 2009 over. Dat stuk is ook nu weer relevant want net als tijdens de financiële crisis zal de hevigheid van de klap voor onze economie worden bepaald door de terugval in de vraag naar goederen en diensten. Niet door het aanbod. Met andere woorden: een eventuele recessie, of zelfs depressie, zal niet het gevolg zijn van een tekort aan productiecapaciteit, gebrek aan innovatie of gebrek aan arbeidskrachten. Dus als de vraag weer opleeft, zal de economie weer aantrekken. Dat is precies wat er in het verleden na grote crises is gebeurd. Ter illustratie hieronder een grafiek met de ontwikkeling van het Amerikaanse Bruto Nationale Product uit het stuk van Ben Inker:

Screenshot 2020-03-21 at 14.27.38.png

Inker schrijft hierover: The Great Depression is far and away the most striking period on the chart. Real GDP fell by 25% from 1929 to 1933, in what was easily the worst economic event to hit the U.S. since the Civil War. But that fall, as extraordinary as it was, was a fall in demand relative to potential GDP, not a fall in the economy’s productive capacity, and so the economy eventually got back onto its previous growth trend as if the Depression had never happened.

 Even more extreme events, such as the massive destruction of capital (and labor) suffered by Germany and Japan in World War II, eventually left those economies without a noticeable trace. The exhibit below shows German per capita GDP as a percent of U.S. per capita GDP.

Screenshot 2020-03-21 at 14.29.16.png

In 1939, per capita GDP was 84% of that in the U.S. By 1946, it was only 27%. It took West Germany until 1961 to get approximately back to where they were in the 1930s on a relative basis. During that time per capita GDP grew at an astonishing 8.7% per year. Even the extraordinary loss in German capital stock was only a temporary setback for the country. 
 
De economie als geheel lijkt dus zeer veerkrachtig. Maar is dat wel relevant voor je beleggingsportefeuille? Want ook al doet de overheid op dit moment er alles aan om de economie te ondersteunen, het lijkt bijna onvermijdelijk dat er bedrijven failliet gaan. Echter, tenzij je gelooft dat volledige sectoren weggevaagd zullen worden en niet meer terug zullen komen, maakt het voor een belegger met een goed gespreide portefeuille in principe niet zoveel uit als individuele bedrijven failliet gaan. Ben Inker beschrijft het zo:
 
But investors with a diversified portfolio of stocks should not concern themselves with the prospect of an individual holding going bankrupt but should worry about a systematic loss of earnings power for their overall portfolio. If half of all auto companies went bust in the Depression, but the survivors inherited the market share of all of the bankrupt companies when demand eventually recovered, investors in the entire group were not affected particularly by the bankruptcies. 
 
Het gaat dus om de toekomstige kasstroom (de dividenden) van je hele portefeuille. Om een idee te krijgen van wat daarmee kan gebeuren, hieronder een illustratie van de groei van (reële) dividenden op de aandelen in de S&P500.

Screenshot 2020-03-21 at 14.30.58.png

Hierin valt te zien dat er natuurlijk jaren zijn geweest waarin dividenden over de hele portefeuille sterk zijn gedaald. Maar dat gebeurde zelden jaren achter elkaar. Zelfs niet tijdens de wereldoorlogen. De trend is er een van groei, gedreven door innovatie en daarmee een verhoging van de productiviteit. Dat kun je in deze grafiek zien.[5]

Screenshot 2020-03-21 at 15.41.35.png

Is this time different?
Er hebben zich in de historie ontegenzeggelijk dramatische gebeurtenissen voorgedaan, die een zeer zware wissel hebben getrokken op de economie. Het heeft er alle schijn van dat de Corona crisis bij die lijst gaat horen. Zonder het menselijk leed en de individuele pijn te bagatelliseren, laat de geschiedenis zien dat de mensheid over een ongelooflijke veerkracht beschikt en dat we in tijden van nood manieren vinden om er samen goed, zo niet sterker uit te komen. En dat gaat vaak sneller dan je op het dieptepunt van de ellende zou verwachten.
 
Dat wil niet zeggen dat er de komende maanden niet meer klappen zullen vallen en dat hele sectoren niet zullen worstelen om het hoofd boven water te houden. Maar zo'n relatief korte periode is maar voor een bescheiden deel bepalend voor de fundamentele waarde van een aandelenportefeuille.
 
Zoals altijd weten we niet wat dat voor de korte termijn betekent. Zowel de ontwikkeling van het virus als de koers van de beurs is voor niemand exact te voorspellen. Maar kijkend naar de geschiedenis zijn wij optimistisch over de lange termijn en zien we geen reden om nu aandelen te verkopen.
 
We hopen dat het iedereen naar omstandigheden goed gaat. Blijf gezond en doe voorzichtig.
 
Jolmer en Marius



[1] De contante waarde is een belangrijk begrip in de economie. De basis van de contante waarde is het idee dat geld dat je nu ontvangt, meer waarde heeft dan geld dat je pas in de toekomst ontvangt. Je zou dat geld nu bijvoorbeeld al meteen kunnen gaan (her)beleggen, wat niet kan met geld dat je nog moet ontvangen.

[2] We gaan hier uit van een situatie waarin je een aandeel koopt en dan voor eeuwig houdt. Dat is de beste manier om de (theoretische) fundamentele waarde uit te rekenen. In de praktijk zul je het aandeel op een gegeven moment verkopen, maar op dat moment zal die koper (in theorie) dezelfde berekening maken.

[3] Ter vergelijking: de S&P500 index heeft op dit moment een dividendrendement van 2,5 procent (historisch 4%) en historische groei van 5% (10% over het afgelopen decennium). Het dividendrendement op Europese aandelen is nu 5%.

[4] Allemaal op basis van de gekozen aannames in het model. Er geldt: hoe hoger de groei t.o.v. het huidige dividend, hoe groter de impact van toekomstige kasstromen en vice versa. Maar met aannames die niet te veel afwijken van historische gemiddelden blijft de conclusie dat de impact van de eerste jaren beperkt is.

[5] Data van beide S&P500 grafieken komen van prof. Robert Shiller.

 

Sell, sell! Of buy, buy?

Het is 9 maart als Jeremy Grantham op het punt staat zijn column ‘Reinvesting when terrified’ de wereld in te sturen. Maar hij aarzelt …. 
 
Grantham, vermaard belegger en expert op het gebied van ‘zeepbellen’ had de crash van de Japanse aandelenmarkt, het knappen van de internetbubbel en de oververhitting van de Amerikaanse vastgoedmarkt voorspeld. Hij was alleen wel elke keer te vroeg geweest met zijn verkoopadviezen. Wat als zijn timing weer niet klopte? Was het wel verstandig om mensen nu, in het oog van de storm, aan te moedigen juist aandelen bij te kopen? 
 
De tijd zal het leren zou je zeggen, ware het niet dat Grantham zijn column al elf jaar geleden verzond: op 9 maart 2009. Achteraf gezien bleek die dag het absolute dieptepunt van de financiële crisis. Wat volgde, was de langste ‘bull market’ ooit. Elf jaar met een fenomenale koersexplosie: 529 procent voor bijvoorbeeld de S&P500 en 360 procent voor onze eigen AEX.
 
Dat Grantham zijn column uiteindelijk precies op de bodem van de beurs verzond was, zoals hij zelf toegaf, puur toeval. Net zoals het puur toeval is dat exact 11 jaar later, op 9 maart 2020, beurzen wereldwijd de grootste eendaagse puntencorrectie ooit beleefden en we voor het eerst sinds 2009 weer in een officiële ‘bear market’ terecht zijn gekomen. 
 
Zal de historie zich de komende elf jaar herhalen? Helaas is er niemand die dat weet. Als de afgelopen tijd iets heeft bevestigd, is het dat aandelenkoersen op korte termijn volledig onvoorspelbaar zijn. Zoals altijd is daarom het advies: beleg niet met geld dat je op korte termijn nodig hebt.
 
Maar op de lange termijn lijkt het logisch dat je als aandeelhouder en daarmee mede-eigenaar van (een goed gespreide portefeuille van) beursgenoteerde bedrijven, een faire beloning zult ontvangen. En tenzij je gelooft dat de winstgevendheid van die bedrijven tot in lengte van dagen is aangetast door de gebeurtenissen van de afgelopen tijd, geldt daarbij: hoe lager de koers waartegen je aandelen koopt, hoe hoger je verwachte rendement.
 
We wensen je veel financiële rust,
 
Jolmer en Marius

Zwartkijkers

Bij elke nieuwe nul in het jaartal worden de onheilsvoorspellers wakker. Ook rond de start van 2020 spiegelen ze ons weer onafgebroken rampspoed voor: van klassenstrijd en corruptie tot klimaatrampen en pandemie.
 
Nu zullen weinigen beweren dat we aan de vooravond van wereldvrede staan of dat de opwarming van de aarde ons niet voor nieuwe dilemma’s stelt. Maar als je de wereld alleen door een gitzwarte bril bekijkt, mis je de enorme successen die we decennium op decennium boeken.
 
Neem de laatste tien jaar. Sinds 2010 is het aantal extreme armen in de wereldgehalveerd en mag voor het eerst meer dan de helft van de wereldbevolking zich tot de middenklasse rekenen. Kindersterfte liep sinds 1990 met de helft terug en AIDS, dat eens zo onuitroeibaar leek, is op zijn retour. En met geletterdheid onder de wereldjeugd van 91 procent lijkt het uitroeien van analfabetisme een kwestie van tijd.
 
Ook beleggers mogen dik tevreden zijn. Zo steeg de AEX, inclusief herbelegd dividend, met 150 procent (bijna 10 procent per jaar). Wie wereldwijd in aandelen belegde, kwam nog eens 50 procent hoger, terwijl de Amerikaanse beurs met 355 procent iedereen de loef afstak. Zelfs saaie Europese staatsobligaties gingen er het afgelopen decennium in totaal 50 procent op vooruit. Alleen de meest geconcentreerde belegger die al zijn geld via een spaarrekening aan zijn bank uitleende, kwam bedrogen uit.
 
Het is waar dat het merendeel van deze beleggingswinsten terecht kwam bij mensen die al veel geld hadden. De superrijken werden daarom nog rijker, waardoor de ongelijkheid verder is gestegen. En ook buiten het financiële bezien worstelt de mensheid met een aanzienlijk aantal problemen.
 
Dat neemt niet weg dat het merendeel van de lange termijn-trends ondubbelzinnig de goede kant op wijst. Die vooruitgang zou ons hoopvol moeten stemmen dat we, net als in de afgelopen decennia, ook voor onze huidige problemen een oplossing zullen vinden.
 
We wensen je veel financiële rust,
 
Jolmer en Marius

De perfecte vijand

Steve Jobs. Serena Williams. Pablo Picasso. We leven in een cultuur die compromisloze perfectionisten op het schild hijst. Door hun succes als maatstaf te nemen, wordt alles eronder onaantrekkelijke middelmatigheid. Het gevolg is dat menig aspirant-ondernemer, sporter of kunstenaar zich verliest in eindeloos geschaaf. Verlamd door de druk die onbereikbare lat te evenaren, komen ze uiteindelijk tot weinig resultaat.
 
Ook voor sommige beleggers is perfectie het streven. Met een scherp oog zoeken ze naar de nieuwe Apple of Amazon, wachtend op het perfecte instapmoment. Investeren in brede indexfondsen en gewoon beleggen wanneer geld beschikbaar komt? Dat is de weg van de middelmaat.

We trekken echter de verkeerde les uit de levens van onze grote voorbeelden. Ten eerste is hun talent uniek en daarmee een twijfelachtige maatstaf voor gewone stervelingen. Belangrijker: hun ‘perfectie’ is niet het gevolg van eindeloos schaven en wachten op dat ene moment, maar het product van een weg vol inspanningen, bezaaid met mislukkingen. Wie wil excelleren moet juist bereid zijn te falen. ‘Perfectie is de vijand van het goede’ oordeelde Voltaire al in de 18de eeuw.

Neem Steve Jobs. Na zijn terugkeer in 1997 scheerde hij rakelings langs de afgrond met Apple, het bedrijf dat hij zelf oprichtte, maar waar hij desondanks 13 jaar eerder bij was ontslagen. En voor elke iPhone of MacBook is er een Lisa of Apple Power Cube, zeperds waar we nooit meer iets van horen. Zelfs een icoon als Jobs kon dus niet voorspellen welk van zijn creaties succesvol zou worden.

Iets soortgelijks geldt voor perfecte beleggingen. In de praktijk komen die niet alleen hoogst zelden voorbij, als je geen Warren Buffett heet is het maar de vraag of je ze op het moment zelf zult herkennen, of pas achteraf kunt identificeren. Beleggers die wachten op perfectie, lopen ondertussen ‘goed’ rendement mis en geven zichzelf zo juist een kleinere kans op succes.
 
We wensen je veel financiële rust en alvast het allerbeste voor het nieuwe jaar,
 
Jolmer en Marius

Stop de AEX!

“AEX op hoogste punt sinds 2001!”, stond deze week op de voorpagina van het FD. Ook elders berichtten de media hijgend over de verrichtingen van de belangrijkste barometer van beleggend Nederland. Voor sommige lezers is zo’n record reden voor hebberigheid en aanhoudend beursoptimisme, terwijl het bij anderen tot zorgen leidt. “Eenmaal aangekomen op de top, leiden alle wegen naar beneden”, roept een stemmetje in hun hoofd.

De huidige stand van de beurs zegt echter weinig over haar toekomstig pad en beslissingen of zorgen als gevolg van vermeende records zijn volledig arbitrair. Zeker als het gaat om de ’s Neerlands favoriete index, de AEX.

Zoals we al eens schreven is de AEX namelijk een onzinnige graadmeter voor de lange termijn prestaties van de Amsterdamse beurs en ronduit misleidend als benchmark voor vermogensbeheerders en beleggingsfondsen. Er mist namelijk een cruciaal ingrediënt: het dividend.

Dat lijkt op het eerste gezicht misschien geen groot gemis, maar leidt, zeker op de lange termijn, tot enorme verschillen. Concreet: de alom gehanteerde AEX prijsindex begon op 1 januari 1983 op een stand van 100 gulden, omgerekend 45 euro en 38 cent. Nu, bijna 37 jaar later, schommelt zij rond de 600 grens, ruim 13 keer zo hoog. Indrukwekkend, maar voor velen ook een teleurstelling omdat op het slot van vier september 2000 de ‘magische grens’ van 700 al eens werd gepasseerd. 19 beursjaren verder en we zijn nog niet eens terug bij af.

In 1983 begon ook de AEX herbeleggingsindex op hetzelfde niveau van 45,38. Deze index houdt wel rekening met het effect van herbelegde dividenden en passeerde deze week de grens van 2000, terwijl 19 jaar geleden op diezelfde 4de september slechts 1272 werd aangetikt. Niks geen stilstand dus! De ‘magische grens’ werd al meer dan vier jaar geleden verbroken, en zelfs als je op de absolute top van de internetbubbel was ingestapt, had je als belegger in het daadwerkelijke mandje AEX aandelen inmiddels alweer meer dan 60% rendement gemaakt.

Nog een vergelijking: de AEX herbeleggingsindex laat zien dat een belegger die vanaf 1983 alle AEX aandelen had gekocht en zijn dividenden had herbelegd, zijn vermogen met een factor 44 (4.400%) zou hebben zien toenemen. Op basis van de conventionele AEX index (zonder dividenden) zou je denken dat dat ‘slechts’ een factor 13 was geweest. Natuurlijk, er zijn mensen die hun dividend opsouperen en niet herbeleggen, maar die genieten jaarlijks van extra inkomen. Inkomen dat volkomen wordt genegeerd door de 'normale' AEX.

Kortom, de traditionele AEX index is als graadmeter onzinnig. Dat wil niet zeggen dat zorgen over de toekomst van de beurs ook onzinnig zijn, maar het onderstreept hoe arbitrair het is om je bij die zorgen te laten leiden door (AEX) koppen in de krant.

We wensen je veel financiële rust,

Jolmer en Marius

Ps. In bovenstaande rekenvoorbeelden hebben we de kosten van beleggen buiten beschouwing gelaten.

Koning Midas

Amsterdam, 1 oktober 2009: trillend van de goudkoorts zoefden we in de Rembrandtoren naar beneden. Merrill Lynch had ons net ‘aangeboden’ om in het Advantage Fund van hedgefondsmanager John Paulson te beleggen. Dezelfde Paulson die zijn investeerders in de twee jaar daarvoor 20 miljard dollar rijker had gemaakt door te gokken op de implosie van de Amerikaanse huizenmarkt. Nou ja, 20 miljard minus de vier miljard in fees voor hemzelf, om precies te zijn.

Het valt niet te ontkennen, wat we voelden was naakte hebzucht. Stel je voor dat wij aan zijn zijde zouden staan, als koning Midas de volgende weeffout in het financiële systeem in goud zou veranderen!

Gelukkig hadden we ons net verdiept in de vele gedragsvalkuilen die beleggers tot onverstandige beslissingen kunnen verleiden. In de lift trokken we al snel de conclusie dat we leden aan een typisch geval van het recentheidseffect: de neiging om prestaties uit het recente verleden voorspellende waarde toe te kennen. En in Paulson’s geval zag die extrapolatie er likkebaardend lekker uit.

Niet iedereen wist aan de recentheidsban te ontsnappen en nieuw geld klotste bij Paulson dan ook tegen de plinten: eind 2009 beheerde het Advantage Fund bijna 40 miljard dollar. Helaas bleek koning Midas zijn magie niet te kunnen herhalen. Sterker, van elke 100 dollar die zijn nieuwverworven fans in 2009 aan hem toevertrouwden, was eind 2017 ongeveer 30 dollar over. Belegd in een simpel S&P 500-indexfonds zou diezelfde 100 dollar naar zo’n 280 dollar zijn gestegen. Geen wonder dat bijna al die investeerders hem alweer hebben verlaten.

Toch hoeven we met Paulson geen medelijden te hebben. Hij kon al die tijd gewoon zijn vaste management fee van twee procent per jaar opstrijken. Ondanks de klappen die hij als investeerder in zijn eigen fonds voor de kiezen kreeg, groeide zijn vermogen daardoor tot zo’n vijf miljard dollar. Een klassiek voorbeeld van “Kop ik win, munt u verliest.”

De moraal? Geluk en wijsheid zijn moeilijk te onderscheiden. Laat je dus niet meeslepen door duizelingwekkende succesverhalen. Het zijn slechte raadgevers voor de toekomst.

We wensen je veel financiële rust,

Marius & Jolmer

Help, de Russen komen!

Het beheren van beleggingsfondsen werd lang gezien als werk voor echte alfa mannen. Borrelend van testosteron struinden ze de markt af naar buitenkansjes. Kapitalisme op zijn best.

Toen Jack Bogle in 1976 het eerste passieve indexfonds startte, bestempelden zijn collega's het niet alleen als een strategie voor watjes, maar als een Marxistische bedreiging. Dit wapengekletter kon een simpel feit niet verhullen: de meeste actieve fondsen vroegen (en vragen) hoge fees voor ondermaatse resultaten.

Passief beleggen werd een doorslaand succes. In Amerika is inmiddels 14 procent van alle beursgenoteerde aandelen in het bezit van indexfondsen. Ondanks of misschien wel dankzij dit succes, is de weerstand nog niet gedoofd.

De meest recente kruisvaarder is Michael Burry, de hedgefonds manager die werd vereeuwigd in de film ‘The Big Short’, omdat hij de vastgoed zeepbel van 2008 voorzag. Hij orakelt nu dat de aandelenbeurs zal instorten. Burry wijst de handel in indexfondsen als schuldige aan. De handel in die fondsen is veel groter dan de handel in de onderliggende aandelen, zo waarschuwt hij.

Hoe werkt dat precies? Stel pensioenfonds A wil voor een miljoen euro in een AEX indexfonds beleggen, terwijl pensioenfonds B een miljoen van datzelfde fonds wil verkopen. In dat geval kan het fonds de twee transacties tegen elkaar wegstrepen, zonder dat er een enkel aandeel Shell, Unilever of ING wordt verhandeld. Dat betekent natuurlijk niet, zoals Burry lijkt te suggereren, dat de totale waarde van de indexfondsen hoger is dan die van de onderliggende aandelen.

Actieve beleggingsfondsen, die overigens nog steeds een groter marktaandeel hebben dan passieve fondsen, werken niet anders. Ook daar kunnen beleggers in- en uitstappen, zonder dat er een onderliggend aandeel verhandeld wordt. Waarom ligt Burry daar niet wakker van? Hij is kennelijk bang dat passieve beleggers bij onrust eerder in actie komen (lees: verkopen) dan hun actieve collega’s. Dat lijkt op zijn minst gezegd een aparte conclusie.

Dit wil allemaal niet zeggen dat de beurs niet in elkaar zal klappen. Dat kan altijd gebeuren. Maar passieve fondsen de schuld geven van een beursbubbel is niets meer dan de Marxistische bedreiging in een nieuw jasje.

We wensen je veel financiële rust,

Marius & Jolmer

Gratis droomhuis

Sophie droomt al jaren van de vrijstaande villa aan de andere kant van het dorp. Dit lijkt de uitgelezen kans: haar huidige huis is flink in waarde gestegen en de hypotheekrente staat watertandend laag. In Denemarken geeft de bank je zelfs jaarlijks een half procent cadeau als je voor tien jaar een hypotheek afsluit. Die droomvilla betaalt zich praktisch zelf. En dat is niet het enige voordeel: terwijl de waarde van haar spaarrekening langzaam erodeert, klimt de prijs van vastgoed al jaren.

Heeft Sophie gelijk en moet iedereen naar zijn bank rennen? Het was ontegenzeggelijk zelden zo voordelig om een hypotheek af te sluiten, maar dat maakt het kopen van een woonhuis nog geen goede investering. Sterker, wonen is een vorm van consumptie. Net als een auto is een huis aan slijtage onderhevig. Je moet als eigenaar voortdurend investeren om de kwaliteit op peil te houden. Andere kosten, zoals belastingen, verzekering en financiering tikken ook gewoon door. En hoe groter je huis, hoe hoger die kosten.

Je zou kunnen denken dat die hogere kosten worden gecompenseerd door forse waardestijgingen. De lage rente heeft prijzen inderdaad flink opgestuwd, maar garanties dat huizen in waarde blijven stijgen zijn er niet, zoals de crisis van 2008 glashard onderstreepte. Op de hele lange termijn zijn huizenprijzen op bijvoorbeeld de Amsterdams grachten ongeveer met inflatie gestegen, maar wat er met de prijs tijdens je eigen leven gebeurt is met geen mogelijkheid te voorspellen.

De belangrijkste vraag is daarom waar je gelukkiger van wordt: een groter huis met lusten, maar ook extra lasten? Of meer financiële vrijheid voor bijvoorbeeld leuke vakanties, een flexibele baan of vervroegd pensioen?

Misschien is dat laatste wel het mooiste cadeau dat de bank je met deze lage rente kan schenken.

We wensen je veel leesplezier en financiële rust,

Marius & Jolmer